Starten met zinnen

Hoe kinderen goede schrijvers worden

Maria Streefkerk

is leerkacht van groep 6,7 op basisschool De Nautilus in Amsterdam. Zij is tevens docent post-hbo taalcoördinator, trainer Rijke Taal en Focus op Begrip. Daarnaast is zij trainer van Diep Denken Beter Begrip. 

 

Voor het verbeteren van de kwaliteit van het schrijfonderwijs heeft Maria Streefkerk in haar groep 6-7 een efficiënte en doeltreffende manier gevonden. Zij leert haar leerlingen eerst één goede zin te schrijven.

 

Om een goede schrijver te worden, hebben leerlingen genoeg oefentijd en een duidelijke schrijfinstructie nodig, evenals focus op kwaliteit in plaats van kwantiteit. Voldoende kennis over het schrijfonderwerp is belangrijk, zo ook de verbinding tussen spreken en schrijven. Gerichte feedback helpt leerlingen bij het reviseren van teksten (Graham et al., 2012). In de praktijk heb ik gemerkt dat leerlingen het lastig vinden om goede zinnen te formuleren.  Daarom heb ik bovenstaande principes met elkaar gecombineerd tot een aanpak om leerlingen zeker vier keer in de week één goede zin te laten schrijven.

© Maria Streefkerk

 

Voldoende kennis over onderwerp

 

Het is gemakkelijk om leerlingen regelmatig één zin te laten schrijven als je dit verbindt met de thema’s waaraan je werkt en aan de boeken die je voorleest. Ik lees veel fictie voor, en samen met de leerlingen lees ik ook verhalende non-fictie bij onze wereldoriëntatiethema’s. Daarover denken en schrijven de leerlingen. Het mooie aan schrijven over voorleesboeken en wereldoriëntatiethema’s is dat alle leerlingen dezelfde achtergrondinformatie hebben ontvangen en zij elkaar kunnen helpen, ze weten immers allemaal waarover het gaat.

 

Genoeg oefentijd creëren

 

In het onderwijs lijkt het vaak te ontbreken aan tijd. Bij ons op school geldt: ‘Binnen is beginnen’. Als leerlingen ’s ochtends de klas in komen, staat er een vraag over het voorleesboek of het wereldoriëntatiethema op het bord. Zij formuleren in hun literatuur- of wereldoriëntatieschrift in stilte een antwoord op de vraag. Schrijven wordt op deze manier ook ingezet als denktool. Als je vaker over iets nadenkt, is de kans groter dat deze informatie wordt opgeslagen in het langetermijngeheugen. Zaken die we vergeten, hebben dus simpelweg te weinig aandacht gekregen (Duyck, 2023). Het bieden van gelegenheid aan leerlingen om eerder verworven kennis uit het geheugen op te halen, bevordert de effectiviteit van het leren (Martìn, 2024).

 

Schriftelijk antwoorden op een actieve denkvraag

 

We kunnen het langetermijngeheugen van leerlingen beïnvloeden door ze actieve denkvragen te stellen. Ik gebruik hiervoor formatieve vragen waarop leerlingen verschillende antwoorden kunnen geven. In het boek Rijke taal (Koeven & Smits, 2020) en de handleiding Focus op Begrip (Smits et al., 2022) staan veel voorbeelden van formatieve vragen. Het doel van de vraag is dat alle leerlingen aan het denken worden gezet en dat ze zelf betekenis geven aan wat ze hebben gehoord of gelezen. Voorbeelden van vragen die ik bij voorleesboeken stel zijn: Wat ben je te weten gekomen over (naam hoofdpersoon)? Zou je vrienden willen zijn met …? Heb jij ook weleens …? Wat zou jij doen als …? Voorbeelden van vragen bij het wereldoriëntatiethema zijn: Welke verschillen heb je ontdekt tussen een kind uit (jaartal of land) en jou? Leerlingen schrijven het antwoord op de vraag op in een hele zin. Aan het begin van het schooljaar geef ik ze taalsteun door het begin van de zin te geven: Een verschil tussen een kind uit (jaartal of land) en mij is …

 

Zinnen verzamelen

 

Na het formuleren van deze zin of uiterlijk om 8.35 uur, vijf minuten nadat de bel is gegaan, leggen de leerlingen hun schrift open op de hoek van de tafel en gaan zij lezen in hun leesboek. Dit noem ik mijn ‘sprokkeltijd’. Ik loop tijdens het lezen een rondje om te kijken wat leerlingen hebben opgeschreven en zoek naar mooie, goede, maar ook iets minder goede voorbeelden. Dit levert me veel informatie op over wat er in de hoofden van de leerlingen omgaat, hoever hun begrip van een onderwerp ontwikkeld is en hoe het met de schrijfkwaliteit van leerlingen gesteld is.

Leerlingen leren van het zien en bespreken van voorbeeldzinnen

 

Zinnen gezamenlijk bekijken

Voorbeeldzinnen

Later op de dag laat ik met de documentencamera op het digibord zien welke antwoorden ik gevonden heb. Aan het begin van het schooljaar laat ik bewust hele goede zinnen zien; daarmee leg ik de lat hoog. De leerlingen denken na over vragen als: Hoe kan ik zien dat dit een zin is? Wat is er zo goed aan deze zin? Hoeveel dingen weet deze persoon over …? Welke opsommingswoorden zijn gebruikt? Daarna laat ik ook minder goede voorbeelden zien. We herhalen de stappen en daarna stel ik de vraag: Welke tip zou je de schrijver willen geven? Hoe vaker je dit doet, hoe vaker je door de monden van leerlingen jezelf hoort praten. Na het bespreken van de zin vraag ik leerlingen om in tweetallen naar hun eigen zinnen te kijken en verbeteringen aan te brengen. Geregeld ontdekken ze door hun antwoord voor te lezen en te luisteren met de oren van een ander dat ze een woord vergeten zijn, of dat ze eigenlijk iets anders bedoelden dan ze aan het papier hebben toevertrouwd. Ze krijgen dan de tijd om hun zin aan te passen.

 

Schrijfinstructie

 

Leerlingen hebben ook praktische schrijfinstructie nodig die ze direct kunnen toepassen (Hochman & Wexler, 2017). Door ervaring weet ik dat leerlingen aan het begin van een schooljaar, als ze nog geen instructie over het gebruik van opsommingswoorden hebben gehad, droge opsommende zinnen zullen schrijven, in staccatostijl, met heel veel komma’s of eindeloos het woordje en zullen gebruiken. Daarom geef ik in september een korte uitleg over verschillende opsommingswoorden. Dat geeft handvatten om hun zin te verfraaien. Daarmee ervaren ze dat ze met de juiste woorden een “grote-mensenzin” kunnen maken.

 

© Maria Streefkerk

Nog meer zinnen bouwen

 

Afhankelijk van de kwaliteit en diversiteit van de antwoorden die ik tijdens mijn sprokkelrondje heb gezien laat ik leerlingen op ‘spiekdate’ gaan. Ik vertel ze dan dat ze kennis mogen gaan ‘jatten’ bij anderen. Ik gebruik hier een coöperatieve werkvorm voor, zoals bijvoorbeeld de werkvorm ‘wandel-wissel uit’. Zij lopen met hun schrift rond en op mijn signaal gaan ze in gesprek met de leerling die het dichtstbij staat. Zij wisselen op deze manier vier of vijf keer hun opgeschreven zin met verschillende medeleerlingen uit. Dit bevordert het kritisch denken omdat leerlingen het antwoord van de ander altijd moeten vergelijken met wat ze zelf hebben opgeschreven. Ze kunnen daarop vervolgens reageren. Schrijven krijgt zo ook een sociale component: leerlingen leren elkaar beter kennen doordat ze delen wat ze hebben opgeschreven. Eenmaal terug op hun plaats mogen zij gehoorde kennis van hun klasgenoten ‘stelen’ en toevoegen aan hun zin. Zo kunnen ze direct een paar mooie opsommingswoorden toevoegen aan hun zin.

 

Een verbeterde schrijfattitude

 

Door leerlingen regelmatig korte opdrachten te geven om één goede zin te schrijven, krijg ik snel inzicht in hun vaardigheden en welke instructie ze nodig hebben. Aan het begin van het jaar kost zo’n les misschien 20 minuten, maar leerlingen worden al snel veel betere schrijvers! Na schooltijd besteed ik mijn tijd aan het voorbereiden van een goede vraag, in plaats van feedback te geven op schrijfsels in geschreven spreektaal. Een bijkomend voordeel is dat als leerlingen later een hele alinea of tekst moeten schrijven, ze meer handvatten hebben hoe je een goede zin schrijft. Ze begrijpen dat schrijven en reviseren bij elkaar horen en dat ze altijd te rade kunnen gaan bij hun buur, omdat ze hebben ervaren: ‘Ik weet veel, maar samen weten wij meer.’

 

Bronnen

  • Duyck, W. (2023). Mijn kind, slim kind: waarom lezen en tellen de wereld zullen redden.
  • Graham, S., McKeown, D., Kiuhara, S., & Harris, K. R. (2012). A meta-analysis of writing instruction for students in the elementary grades. Journal Of Educational Psychology, 104(4), 879–896.
  • Hochman, J. C., & Wexler, N. (2024). The Writing Revolution 2.0: A Guide to Advancing Thinking Through Writing in All Subjects and Grades. John Wiley & Sons.
  • Martín, H. R. (2024). How do we learn? A Scientific Approach to Learning and Teaching (Evidence-Based Education). John Wiley & Sons.
  • Smits, A., Van Koeven, E., Lok, M., & Creative Commons. (2022). Een aanpak om leesbegrip te bevorderen
Deel dit artikel
Vangorcumtijdschriften.nl maakt gebruik van cookies.

Welkom! Leuk dat je een bezoekje brengt op vangorcumtijdschriften.nl. Wij, en derde partijen, maken op onze websites gebruik van cookies. Wij gebruiken cookies voor het bijhouden van statistieken, om jouw voorkeuren op te slaan, maar ook voor marketingdoeleinden (bijvoorbeeld het sturen van een bericht als je winkelwagen nog vol is). Door op 'Zelf instellen' te klikken, kun je meer lezen over onze cookies en je voorkeuren aanpassen.

Zelf instellen
Alle cookies accepteren
Uw cookie instellingen
Deze website maakt gebruik van functionele en analytische cookies, die nodig zijn om deze site zo goed mogelijk te laten functioneren. Hieronder kan je aangeven welke andere soorten cookies je wilt accepteren.
Functionele cookies

Functionele cookies ondersteunen de basisfuncties van een website zoals paginanavigatie en toegang tot beveiligde delen van de website mogelijk maken. Zonder deze cookies kan de website niet naar behoren functioneren.

Analytische cookies

Analytische cookies helpen ons om te begrijpen hoe bezoekers omgaan met onze website door anoniem informatie te verzamelen en te rapporteren. Deze informatie wordt gebruikt om de website te verbeteren.

Marketing en tracking cookies

Marketing cookies worden gebruikt voor het functioneren van ons opvolgsysteem met betrekking tot account activiteiten(als het niet kunnen afronden van bestelling). Ook wordt er informatie verzameld om dit zoveel mogelijk aan te sluiten bij je interesses.

Cookies instellingen opslaan